Er viel een gaatje dus ik kon op maandagochtend naar Madame Bovary met Isabelle Huppert in een grote bioscoop aan het water. De vertoning zou in zaal 3 zijn, maar het doelpubliek kan op maandagochtend massaal naar de film dus er was een grotere zaal geregeld. Bij de ingang stond een bordje: ‘Zaalwissel: Madame Bovary in zaal 2.’
In het aflopende gangetje naar zaal 2 riep een man van een jaar of zeventig naar zijn vrouw, die al beneden naast de kaartcontroleur stond: ‘Hij is in zaal drie.’
‘Ja, zaalwissel,’ antwoordde de vrouw.
De man, smurfblauwe pullover, keek op zijn kaartje. ‘Hij is in drie.’
‘Zaalwissel! Zaalwissel!’ riep de vrouw.
‘Er is zaalwissel,’ verduidelijkte de kaartcontroleur, een kleine vrouw van ongeveer dezelfde leeftijd met een bos lichtoranje haar.
‘O! Ha ha ha!’ piepte de man terwijl ik hem voor liet gaan. ‘Jaaa…’
Hij snapte het nog steeds niet, dus ik zei: ‘De zalen zijn verwisseld.’
Hij keek me angstig aan.
(Ik ben wel omschreven als ‘tekstman’ of ‘taalpurist’, maar verbaal waad ik door blubber.)
‘Ik bedoel!’ zei ik. ‘Zaal drie waarin de film zou zijn, is hij niet in. Zaal twee is de film. Hier moeten we!’
De man snelde naar binnen met neerwaartse blik, mompelend ‘japjap, japjap’.
‘Sjongejonge,’ zei de controleur. ‘Zaalwissel. Is toch duidelijk aangegeven?’
‘Had hij kennelijk niet gezien,’ zei ik. ‘En hij gaf geen betekenis aan het woord zaalwissel. Het kwam niet binnen.’
‘Zaalwissel.’ Ze keek me aan alsof ik moest kappen met domdoen. ‘Zaalwissel!’
Nu de-escaleren, begreep ik, en zei: ‘Zaalwissel. Een wisseling van zaal.’
‘EEN ANDERE ZAAL DAN WAAR HIJ ZOU ZIJN!’
‘Ooo! Jaaa…’
En ik schoot de zaal in. De man met de pullover ving mijn blik terwijl ik door het gangpad liep. Hij knikte. Ik ontspande een beetje.
Straks wordt de zaal donker en zijn we veilig, bedacht ik. Ik verlangde naar een zachte pullover.