Stukjes

Bij ons gaat het zo

 

Moniek gaat klussen. Ik kan niet klussen maar wel boodschappen doen. Moniek stuurt me naar de ijzerwinkel voor tien metaalschroeven van drieënhalf bij twintig. En anders een maat die in de buurt komt. En er moeten ringetjes bij. En moertjes.

Moniek geeft me een doosje mee waar ooit dezelfde schroeven in zaten, maar dan kleiner.

Angstig vraag ik: ‘Wat als de meneer aanvullende vragen stelt waarop ik geen antwoord weet?’

Dat zal niet gebeuren, zegt Moniek. En anders laat je dat doosje zien.

*

‘Ik wil tien metaalschroeven van drieënhalf bij twintig, als die maat bestaat,’ zeg ik tegen de meneer.

‘Ik zal es kijken.’

De meneer loopt naar achteren. Ik adem uit, voor het eerst in vier minuten.

‘Ik heb drieënhalf bij negentien en tweeëntwintig,’ zegt hij bij terugkomst.

‘Doe maar tweeëntwintig.’

‘Verzonken kop of cilinder?’

Daar gaan we dus al.

‘Verzonken,’ bluf ik. ‘En ringetjes.’

‘Dat worden dan kraalringetjes.’

‘Wat zijn dat?’

‘Anders moet je geen verzonken nemen.’

Ik laat mijn doosje zien.

‘Dit wil ik. Maar dan groter.’

‘Dat is cilinder.’

‘Dan cilinder graag.’

Ik zal nooit meer bluffen.

Hij loopt voor de tweede keer naar achteren. Hij telt tien schroefjes af en tien ringetjes.

‘Anders nog?’

‘Nee.’

Hij tikt de kassa in. Ik herinner me de moertjes.

‘O ja, en moertjes.’

‘Dat kan niet.’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Dit zijn schroeven. Geen bouten.’

Ik kijk vertwijfeld naar mijn doosje.

‘Dat zijn plaatbouten,’ zegt hij tegen het doosje.

‘Hier staat “metaalschroeven”.’

‘Daar kan ik niks aan doen. Dat zijn bouten.’

‘Dan wil ik bouten.’

‘Rvs?’

‘Wat is rvs?’

‘Dát! Wat in dat doosje zat!’

‘IK WIL WAT IN DAT DOOSJE ZAT!’

Diepe, diepe zucht. Hij sjokt voor de derde keer naar achteren.

Erg hè?

Maar ik heb wel een opgeknapt huis. Helemaal voor niks!